
Mijn gesprek met de Noordzee: Benthos in de branding
Levi Weemoedt


Op NPO-start De Taal van de natuur.
https://npo.nl/start/serie/de-boeddhistische-blik/seizoen-20/de-boeddhistische-blik-de-taal-van-de-natuur/afspelen
www.ingesprekmetdenoordzee.nl
Vorige week was ik aan zee. Nog zonder vraag. Eenmaal daar zou ik vast een geschikte weten. Winterweer, rustige zee, droog, wolken, af en toe wat zon. Heb eerder goede gesprekken gehad op het strand. Zo moest het kunnen, in gesprek gaan met de Noordzee. Rug naar de duinen. Neus naar de zee. De branding, whoesh, tikt tegen mijn schoenzolen, loopt als kleine krabbetjes met me mee. Ze zoeken contact.
Ik word er verlegen van – kom hier al mijn hele leven. Was kind aan zee, verliefd aan zee en nu met een hoofd vol belangrijke zaken opnieuw ter plekke. Er is niets of niemand ter wereld die zoveel getijden van mij kent als de Noordzee. Nu ik daar zo parmantig sta voor een serieus gesprek, voel ik me een kleuter. Is dat zeewater niet eigenlijk hetzelfde water als toen de aarde ontstond, water dus uit den beginne?
De volgende dag een nieuwe poging. Deze keer in Wijk aan Zee vanuit de abri[1] bovenop de duinen. Het ruisen is krachtig. De zee is ruimer, mijn afstand groter. Daardoor voel ik me vrijer om te luisteren. En, had ik bedacht, ik hoefde niet in één keer naar de hele zee tegelijk te luisteren. Om Chinees te leren, begon je ook gewoon maar met Ni hao.
Als de zee de geleider is van stemmen, dan zou ik op deze plek verhalen uit de verte kunnen horen. Misschien best lastig, want net als bij het door-fluisteren van een woord, kan de betekenis in de loop van de tijd makkelijk veranderen. Toch lukt het. Ik krijg contact met de benthos, organismen die leven op de bodem van zoute en van zoete wateren. Ik kende ze niet, maar ben dan ook niet eerder in gesprek geweest met de Noordzee.
‘Poeh, poeh,’ zeiden ze, ‘niet eenvoudig jullie te bereiken én te begrijpen.’
‘Niet mis’ zei ik ‘en wat bijzonder!’
De boodschappen die mediums doorgeven vanuit het hiernamaals vind ik vaak opvallend kort en algemeen van aard. Deze benthos hadden veel meer te vertellen. Ze hadden zelfs onze taal geleerd, doordat er af en toe een mens op de bodem van de oceaan belandde. Na generaties per familie één woord te hebben doorgegeven, hadden ze na een maand of wat gezamenlijk onze woordenschat onder de knie. Echt grip op het Nederlands kregen ze toen de zeekomma[2] deel ging nemen aan het project.
‘Jullie taal is prachtig en rijk, misschien wel net zo fijnmazig als ons ecosysteem. En wat zo mooi is, is dat er zoveel overeenkomsten en paralellen zijn tussen de boven- en de onderwaterwereld. Veel van wat onder water leeft, heeft een equivalent op het land. De kommavlinder bijvoorbeeld. Bergsneeuw en zeesneeuw.’
Ze vertelden dat de bentische zone overloopt in de abyssale zone. Die is enorm diep en beslaat bijna 60% van het aardoppervlak. Er komt daar nauwelijks licht. Het is zuurstofarm, soms zelfs zuurstofloos. Organismes die daar leven, leven van ontbindingsmateriaal van ander levend spul.
‘Zijn er’ vroegen ze ‘net als bij ons ook plekken waar de zon nooit kont?’
‘Komt’ verbeterde ik. ‘Ja, zeker, die zijn er.’
‘En zakpijpen?’
‘Dat weet ik eigenlijk niet.’
Zo kletsten zij verder en pas na enige tijd stelde ik ze de vraag hoe het was om te leven in water uit den beginne. Die connectie met de oorsprong moet wel oppermachtig voelen.
‘Geen idee’, zeiden ze. ‘Het is eten of gegeten worden. Tussendoor doen we maar wat en proberen het leven te rekken. Eén ding is daarvoor essentieel. Om Einstein te parafraseren: wij hebben geen speciale talenten, we zijn alleen hartstochtelijk nieuwsgierig. Bestaat dat woord bij jullie nog?’
[1] Elsa Stansfield en Madelon Hooykaas
[2]Diastylis bradyi,
[1] Elsa Stansfield en Madelon Hooykaas
[2] Diastylis bradyi,